“Geheime watervallen, verbaasde locals en wakker worden naast kakkerlakken in de jungle: welkom op de Filipijnen!”
Hi reisgekken! Ik denk dat ik mijn nieuwe, favoriete stukje Azië heb gevonden. In onze winter ging ik in de Filipijnen op vakantie samen met mijn zusje Wendy. Van eiland hopten we naar eiland en vonden zo een aantal échte pareltjes. Want op de Filipijnen vind je nog van die watervallen waar alleen locals komen. En waar ze verrast opkijken als jij aan komt tuffen op je scootertje dwars door de jungle.
Inderdaad, jungle. Want wie denkt dat een Filipijnen-vakantie zon, zee, strand is, moet toch eens verder kijken dan Palawan. Daarom neem ik je mee naar een paar andere eilanden in de Visayas: Bohol en Siquijor. En hoewel er bij de Chocolat Hills en op Panglao Island inmiddels ook busjes toeristen aanspoelen, zijn er genoeg plekken die nog wel authentiek zijn.
Dit wil je doen op Bohol en Siquijor als je in de Filipijnen op vakantie gaat
Wat je dan écht niet mag missen tijdens je rondreis door de Filipijnen? Ik heb een leuke reisformule voor je samengesteld: ontdekken, relaxen, slapen en weer op avontuur. Benieuwd? Hieronder staan de leukste plekjes voor je op een rijtje!
#1 Ontdekken: Pangas Falls
Langzaam drogen de bemodderde junglepaden op in de steeds feller wordende zon; het is nog vroeg. Als Wendy onze gehuurde scooter aan de praat probeert te krijgen, komt onze gastvrouw Christine zwaaiend aangelopen met twee helmen bungelend om haar arm. ‘You forgot this, it’s for safety,’ roept ze lachend in uitstekend Engels. Eigenlijk spreekt iedereen op de Filipijnen perfect Engels, ook wel eens fijn als je aan het reizen bent in Azië.
Christine zwaait ons uit, terwijl ik mijn evenwicht probeer te houden achterop het gammele ding. De motorbike lijkt uit de prehistorie te komen: alles eraan is verroest, de snelheidsmeter doet het niet en van een wasbeurt heeft het nooit mogen genieten. Maar ach, hij rijdt.
Na zo’n twintig minuten ploeteren door de half opgedroogde kleipaden komen we eindelijk op een verharde weg uit. We slaan linksaf, zoals Christine ons vertelde. Pas als we in Bilar zijn, hoeven we weer op te letten. Relaxt, hoor ik je denken. Tja, toch jammer dat ze op Bohol van verkeersborden maar weinig hebben gehoord. We passeren dorp na dorp, zonder enig idee te hebben waar we zijn beland. En de locals blijven maar vooruitwijzen: ‘Straight, straight!’
Chocolate Hills?
Rechtdoor gaan is wat we doen, eindeloos lijkt het wel. Wendy’s gezicht kijkt vragend en ik blijf de Filipijnen maar aanspreken. Nog steeds ‘straight’, hoeveel dorpen hebben ze hier?
Net als we denken dat we zo ongeveer aan de andere kant van het eiland moeten zijn beland, vertelt een oude man met een grijs petje op ons dat we in Bilar zijn. ‘You go to the Chocolate Hills,’ vraagt hij enthousiast. Ik zeg hem dat we op zoek zijn naar de Pangas Falls, waarop hij me aankijkt alsof ik gek ben. Alsof hij altijd alleen maar de weg wijst naar die verdomde Chocolate Hills die niet eens de moeite waard zijn als je in de Filipijnen op vakantie bent (ja, we zijn er tóch eventjes gaan kijken). Dan wijst hij ons erop dat we goed naar links moeten kijken, zoals Christine ook al zei.
Wendy rijdt in eerste instantie met zestig kilometer per uur (alhoewel zoiets, de snelheidsmeter doet het nog steeds niet) langs het bord waarop Pangas Falls staat, maar is ook degene die dat doorheeft en weer omkeert. Ik zit te dromen en besef me dat als ik het enorme bord zie dat voor de verandering wel een keertje opvalt.
Het plattelandsleven van Bilar
Binnen vijf minuten is de setting compleet veranderd. Het drukke, chaotische straatbeeld is vervangen door een bijna levenloos platteland. Het enige wat we horen, is het geluid van onze rammelbak die langzaam voort tuft.
En terwijl we langzaam voort tuffen, realiseer ik me steeds meer hoe sereen de omgeving is. Het water in de rijstterrassen schittert in mijn ogen. Aan geïmproviseerde lijntjes hangen vrolijk gekleurde shirts. Kinderen rennen lachend hun vlieger achterna. En boeren bewerken ongestoord hun land met hun buffel die zich een eind weg ploetert door de velden.
Als de rijstvelden in jungle veranderen, wordt de zandweg hobbeliger en gaat de rivier waar we langs rijden harder stromen. ‘Zouden de watervallen dichtbij zijn,’ vraag ik aan Wendy. Voor mijn gevoel rijden we al een uur door het platteland van Bilar.
Geen watervallen, wel een houten hangbrug over de hele breedte van de rivier. Dus we tuffen verder, en verder, en verder. Een Filipijnse vrouw zwaait enthousiast naar ons. We zwaaien terug en tuffen verder. Of, wacht eens even. Wees ze nou naar een trap?
Hallo Pangas Falls
Opvallen doen ze niet en als je een beetje zit te dromen rijd je er zo voorbij. Maar het staat toch echt geschreven op het bordje boven de enthousiaste Filipijnse vrouw: Pangas Falls. We made it!
Een eindeloos lijkende trap brengt ons naar de rivier. Al van bovenaf lijkt met water zo blauw dat het bijna onwerkelijk is. Maar we de hoek omkomen, worden we pas echt betoverd.
Kristalheldere watervalletjes waar je jezelf vastklampend aan een touw inslingert na een hete scootertocht ernaartoe. Het barst ervan als je in de Filipijnen op vakantie gaat. Maar de Pangas Falls zijn anders. De Pangas Falls liggen goed verstopt. Zijn onbekend. En je deelt ze met de locals.
Misschien hangt er dan geen slingertouw en kan je er geen water kopen, je staat er ook niet in een file van toeristen en hebt geen irritante verkopers achter je aan. Je zwemt er niet tussen spartelende Aziaten die selfies maken in het water. Enkel een paar Filipijnse vrouwen glimlachen verrast naar je en lokale kinderen zwaaien je enthousiast gedag.
In een van de rieten hutjes die op houten palen in het water balanceren, zit een Filipijnse familie te relaxen. De andere is vrij. We pakken ons lunchpakketje uit. Daar zitten we dan, midden in de Filipijnse jungle in een hutje op palen dat uitkijkt op helderblauwe watervallen die je wél voor jezelf hebt. ‘Eet smakelijk,’ zegt Wendy dan.
#2 Relaxen: Bohol Beach Club
Bohol staat niet per se bekend om haar mooie stranden, daarvoor moet je tijdens je rondreis door de Filipijnen wel op Palawan zijn. Maar Bohol Beach Club vormt de uitzondering. Al meteen wanneer we na ons jungle-avontuur het terrein van het resort op Panglao Island oplopen, valt onze mond open. Happy honeymoon zou overal met dikke letters opgeschreven kunnen staan. Het gras is te groen, het strand te wit en de palmbomen te goed verzorgd. En toch ziet het er niet nep uit.
We ploffen neer op een van de ligbedden op in het parelwitte zand. Voor ons wappert een witte hangmat van touw in de wind, waarachter de zee straalt. Rechts zit een Amerikaanse koppel die aan ons vraagt of we de reggae-muziek storend vinden. We schudden ons hoofd. Vanaf de linkerkant komt een ober aanlopen met onze verse mangococktails die de setting compleet maken: dit is nog eens vakantie vieren in de Filipijnen!
You’re in paradise, honey!
Als je nu denkt dat dit het ultieme paradijs is, dan moet je toch even doorlezen. Want precies op het moment dat wij dat ook denken, gaat de zon onder. En dan begint het sprookje pas echt.
Goudgeel, oranje, rood, roze, paars en alle kleuren daar tussenin. Als ik geen zestien gigabyte aan geheugen op mijn SD-kaartje had gehad, moest ik morgen een nieuwe kopen. Het roze zonlicht maakt zelfs het witte zand dezelfde kleur. En ook de zee krijgt een gloedje ervan mee. ‘Crazy Filipino sunsets,’ roept de reggae-buurman vanuit zijn strandstoel. Ik had het zelf niet beter kunnen omschrijven.
#3 Slapen: Nuts Huts
Terug naar de jungle. Terug naar Christine. Terug naar ‘de basics’ tijdens onze rondreis door de Filipijnen. Want Nuts Huts is zo’n plek waar je niets nodig hebt; de omgeving geeft alles al aan je.
Als we aankomen bij de eindeloze oprit van Nuts Huts is het al donker. De vriendelijke man die naast het hostel woont, brengt ons op zijn scooter dwars door de jungle naar de ingang. Daar zien we Christine voor het eerst. Een slanke, kleine Filipijnse vrouw met een verouderd maar moederlijk gezicht. Ze heeft haar haar in een knotje gebonden en glimlacht vriendelijk naar ons.
Ze noteert onze namen en wijst naar de veranda, waar we plaats mogen nemen voor het avondeten. En waar we dat in het donker nog niet doorhebben, zal in de ochtend ons hart worden gestolen.
Magisch jungleleven
Als ik de volgende ochtend wakker word, zie ik Wendy uit het raampje turen. ‘Het giet echt de lucht uit,’ zegt ze. Ik hoor het. ‘Nog maar even blijven liggen dan,’ vraag ik gapend. Een uur later word ik wakker van Wendy die gilt: ‘Die kakkerlak is zo groot!’ Met de zon op mijn gezicht, kijk ik naar de muur van onze junglehut. Hij is enorm. We noemen hem Zaza.
Wanneer we richting de veranda lopen, is het moment daar: mijn hart wordt gestolen. Vanaf ons hutje moeten we wel tien minuten over een kronkelend zandpad lopen met de jungle op rechts en de felgroene Loboc River op links. Gekko’s rennen voorbij, vogels zingen vrolijk, krekels maken lawaai en palmbladeren hangen in de weg.
Een meer dan driehonderd treden lange trap (Wendy heeft ze geteld), brengt ons naar de veranda die bungelt tussen de palmbomen en lianen. Je zit nog net niet met de apen aan één tafel. Vrolijk gekleurde hangmatten wiebelen aan het plafond, palmvarens kijken naar binnen en junglegeluiden klinken op de achtergrond.
Christine brengt ons ontbijt. Ze vertelt dat de elektriciteit uit gaat om tien uur in de avond en dat je de toiletten moet je zelf moet doorspoelen met een bak water. Dan loopt ze naar de receptie om een scooter voor ons te regelen. Welkom in de jungle!
#4 Op avontuur: Siquijor’s plattelandsleven
Het is een onwijs toffe ervaring hoor, de jungle. En als je in de Filipijnen op vakantie gaat, moet je het ook zeker ervaren. Maar na drie dagen wakker worden met Zaza en haar reuzekakkerlakvrienden naast je bed, ben je er ook wel weer een beetje klaar mee. Dus: next island!
Siquijor is zo’n eiland dat reizigers overslaan tijdens hun rondreis door de Filipijnen, omdat ze meer hebben gehoord over Bohol en Palawan. Zonde, aan de ene kant. Aan de andere kant maakt dat Siquijor des te authentieker. En hoe ontdek je al dat moois beter dan op de scooter?
Dus daar gaan we weer, op de moderne versie van de rammelbak dit keer. Als ik de scooterman van ons hostel om een helm vraag (onder het mom: laten we de veiligheid niet vergeten dit keer), lacht hij ons uit. Ik kijk verbaasd. ‘Nobody wears it here, you don’t need to bring one,’ zegt hij met de intentie ons gerust te stellen. Ze zijn duidelijk minder gewend aan toeristen hier. Dat blijkt ook als de tank van onze scooter zo goed als leeg is als we wegrijden en we het eerste tankstation maar net halen.
De geheime routes van locals
Maar dan kan het avontuur eindelijk beginnen. We rijden naar een waterval, bezoeken een strandje en gaan op zoek naar een uitkijkpunt. Omdat we geregeld de weg kwijt zijn, vragen we lokale inwoners steeds om de weg. En als deze locals ons steeds binnendoor sturen in plaats van over de bekende hoofdweg, is dat stiekem leuker dan al die bezienswaardigheden bij elkaar.
Dwars door rijstvelden, bossen en verlaten landschappen banen we ons een weg over het eiland. Steeds als we kinderen tegenkomen, rennen ze enthousiast op ons af. Steeds als we boeren tegenkomen, zwaaien ze verbaasd. Steeds als we vrouwen met manden op hun hoofd tegenkomen, glimlachen ze vriendelijk. En iedereen wijst in goed Engels maar al te graag de weg. Een bejaarde man begint zelfs een heel gesprek.
Als we tegen zonsondergang terugrijden naar ons hostel, kan ik mijn ogen niet van de lucht houden. Daar gaan we weer: crazy Filipino sunsets, denk ik. We ploffen neer in een hangmat, bestellen loempiaatjes en trekken een biertje open. ‘Proost op Siquijor en al die andere geheime plekjes van de Filipijnen!’ Wat een vakantie. Hier gaan we terugkomen, ik weet het zeker.
Meer inspiratie nodig voor je vakantie in de Filipijnen? Bekijk dan mijn vlog over de Filipijnen die ik maakte voor Azie.nl.